In de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu van de Tweede Kamer heeft de fractie van GroenLinks kritische vragen over de doortrekking van de A15 aan de minister van Infrastructuur en Milieu voorgelegd.

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks 

De leden van de fractie van GroenLinks zijn geen voorstander van het doortrekken van de A15 naar de A12. De leden betwijfelen of de extra infrastructuur uiteindelijk leidt tot betere bereikbaarheid en wijzen erop dat een mix aan maatregelen als uitstekend openbaar vervoer, veel meer mogelijkheden voor thuiswerken en flexibele werktijden en kilometerbeprijzing, met name in de spits veel beter perspectieven biedt. Dat is bovendien goedkoper, leidt tot minder uitstoot van broeikas- en andere uitlaatgassen en zorgt voor behoud van natuur ene leefomgeving. De Regiocombi(structuur)alternatieven gaan uit van voorgenoemde maatregelen. De minister wijst erop dat deze alternatieven voor onvol-doende «robuustheid» leiden.

Vraag: moet GroenLinks daaruit opmaken dat het criterium «robuustheid» voor haar altijd doorslaggevend is bij de keuze van verschillende oplossingsrichtingen voor (vermeende) knelpunten in de infrastructuur? Of staat zij in principe ook voor andere opties open?

De leden van de fractie van GroenLinks willen graag weten hoe de minister het gegeven duidt, dat de drie betrokken gemeenten in de regio (Lingewaard, Duiven en Zevenaar) en veel bewoners- en belangenorganisaties aangeven dat er geen draagvlak is voor haar standpunt om de A15 door te trekken via een brug en slechts hafverdiepte ligging tussen Zevenaar en Duiven.

Vraag: kan de minister aangeven op welke wijze zij de Gebiedsvisie, die de regiogemeenten hebben ontwikkeld, heeft betrokken bij haar Standpunt, waarin voorzien was in geheel verdiepte aanlegging van de weg tussen Zevenaar en Duiven?

De leden van de fractie van GroenLinks verbazen zich over het ogenschijnlijke gemak waarmee de minister in haar standpunt de optie voor de aanleg van een tunnel terzijde schuift. Alhoewel het nut en de noodzaak van de nieuwe weg door de leden bestreden wordt, hechten ze er wel aan dat de gevolgen van deze weg, mocht deze tóch aangelegd worden, zo beperkt mogelijk zijn.

Vraag: hoe heeft de minister het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage gewogen bij haar standpuntbepaling. Deze commissie constateerde immers dat de minister de tunneloptie te lichtzinnig opzij schoof, met mogelijk verstrekkende gevolgen voor het Natura2000-gebied de Gelderse Poort bij het Pannerdensch Kanaal. Kan de minister op die vraag ingaan?

GroenLinks constateert bezorgd dat de minister vol vertrouwen is dat de aanleg van een brug over het Pannerdensch Kanaal binnen de Natuurbeschermingswet zou passen. Die zelfverzekerdheid legde de minister óók aan de dag bij de juridische toetsing rond de Centrale As in Friesland en de Buitenring parkstad in Zuid Limburg. Toch ging het ook daar mis, omdat wettelijke regimes die landschap en natuur beschermen verder strekten dan de minister voorzag. Ook bij het doortrekken van de A15 is er goede reden om te veronderstellen dat de Natura2000-status van het betreffende gebied (overigens volkomen terecht) een serieus obstakel vormt. Uitgangspunt bij het realiseren van projecten in dergelijke gebieden is immers dat er een nationaal belang in het geding is (wat te betwijfelen valt) en dat er geen alternatieven voor handen zijn. Die zijn er wel, namelijk de Regiocombi(structuur)alternatieven en (als er toch voor doortrekking gekozen wordt) een tunnel.

Vraag: welke garanties denkt de minister te hebben dat haar standpunt «Raad van Stateproof» is?

De minister wijst er op dat zij omwille van de tijd niet kiest voor extra onderzoek naar de realiseerbaarheid van een tunnel.

Vraag: loopt zij daarmee niet het risico juist vertraging op te lopen als bezwaarmakers gelijk zouden krijgen in hun argumentatie tegen het gebrekkige onderzoek naar een tunnel?

De keuze van de minister is extra wrang, omdat er in de jaren negentig voor gekozen is het aanleggen van een spoortunnel onder het Pannerdensch Kanaal bij de aanleg van de Betuweroute. De minister stelt nu dat dat besluit wettelijk niet nodig was.

Vraag: waarop baseert zij die stelling? Kan zij bij dat antwoord het feit betrekken dat de Betuweroute eerder als een project van nationaal belang kan worden gekenschetst dan een stuk snelweg? Kan zij bij dat antwoord ook ingaan op het feit dat er voor een spoorlijn richting Duitsland veel minder makkelijk alternatieve routes gevonden kunnen worden dan voor extra asfalt?

Voorts argumenteert de minister dat het besluit om voor de Betuwelijn een tunnel aan te leggen genomen werd in een andere economische tijd. De leden van de fractie van GroenLinks spreekt dat argument niet erg aan.

Vraag: suggereert de minister daarmee dat natuurbehoud een zaak is die er enkel toe doet in tijden van economische voorspoed? En zo nee, hoe moet deze zinsnede dan geïnterpreteerd worden?

GroenLinks is benieuwd naar de reactie van de minister op de nieuwe berekeningen die de gemeente Lingewaard liet uitvoeren naar de kosten van een tunnel. De eerder genoemde expertgroep van onafhankelijke deskundigen stelt dat het doortrekken van de A15 met inpassing van een tunnel binnen het budget van € 750 miljoen past.

Vraag: heeft de minister de rapportage van de expertgroep A15 bekeken? Zo ja, wat is haar oordeel erover? Zo nee, is ze bereid dat alsnog te doen? Klopt het dat er aan een brug door een Natura2000-gebied mogelijk extra eisen gesteld worden qua inpassingen? Zo ja, kan de minister aangeven om welke orde van bedragen dat zou gaan? Heeft de minister daar tot dusverre rekening mee gehouden?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben flinke twijfels over de berekeningen die ten grondslag liggen aan de tolopbrengsten van de nieuwe verbindingsweg. De minister gaat ervan uit dat de tolopbrengsten € 282,5 miljoen bedragen. De leden van de fractie vragen hoeveel Nederlandse automobilisten, gezien de spaarzame volksaard, kiezen voor een tolweg als er ook een alternatieve route beschikbaar is. Zij twijfelen eraan of zoveel mensen als de minister veronderstelt de gratis Pleijroute gaan verruilen voor de betaalde doortrekkingsroute. Ze wijzen erop dat Nederland daar nog geen ervaring mee heeft.

Vraag: kan de minister aangeven waar de opbrengsten op gebaseerd zijn, waarbij ze ingaat op het gebrek aan ervaring tot dusverre? En welke consequenties het heeft als de tolopbrengsten alsnog zouden tegenvallen?